dinsdag 19 mei 2009

Duikplank

Ik sta op een metershoge duikplank, mijn tenen om de rand geklemd. Ver onder mij schittert het water. Ik wil springen, maar durf niet. Ik ben bang voor de vrije val, wil niet nat worden. Achter mij staan mensen, vrienden. Ze zeggen dat ik moet springen. Ik moet door de angst heen, zeggen ze. Als ik eenmaal gesprongen ben, wil ik niet anders meer. Ze beloven er te zijn als ik nat word en dat eng vind. Ik geloof ze en wil springen. Ik span mijn spieren, ga al door mijn knieĆ«n om me af te zetten. Maar de angst is te groot, de wil te klein en ik ontspan weer. Nogmaals zeggen mijn vrienden dat het goed is te springen en ik weet dat ze gelijk hebben. Dus nog eens maak ik mij op voor de sprong. Ik durf niet. Ik verkeer in grote twijfel. Het liefst zou ik terug gaan. De trap af, die ik helemaal opgeklommen ben. Vermoeiend was dat, en tijdens de klim waren er al momenten dat ik op wilde geven. Maar nu sta ik dus bovenaan. Nu ik zover ben, moet ik toch verder? Ik hoor mijn vrienden praten, het maalt door mijn hoofd: ‘Spring nou, je moet er door heen. Het is goed die angst te overwinnen. Als je het water uitkomt voel je je veel beter, opgefrist.’ Maar een andere stem zegt: ‘Wat maakt het uit? Is die sprong zo belangrijk? Er is toch niets mis mee als ik niet spring?’ En ik neem een besluit…
Ik draai mij om, loop tussen mijn vrienden door naar de trap. Op hetzelfde moment besef ik dat de moed die ik nodig had om deze beslissing te nemen, ook genoeg was om die andere, betere, beslissing te nemen. Maar er is geen weg terug en ik daal de trap weer af. Ik loop weg van de duikplank, weg van het zwembad, wetend dat ik nooit terug zal keren. Wetend dat dit mijn kans was, dat ik zo’n kans niet weer krijg. En ik voel me zwak, een slappeling, een sukkel…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten