donderdag 22 januari 2009

Ik slecht mijn muren om thuis te zijn
in de leegte die mij onvervangbaar maakt.

Wie van de woestijn is moet voortgaan, meer niet,
of meer niet dan water vermoeden en vinden.


Ik breek mijn ramen om beschermd te zijn,

ik heb mijn deur in brand gestoken.


Ik sta en stink mijn eigen geur,

zoals de bloem zijn eigen geur,
zoals een beest, een mens.


Ik loop op zand, op eieren, op zaad,
op liefde en gekerm.
Ik word vertrapt door nachten
en door woorden:

een kiezel op het pad
en onderweg.


En dit is liefde,

is een damp, een mooie ronde kei,
een klauw die sproeit uit al zijn nagels
.

Bloed is mijn bed, de hete wind
mijn lichaam. En mijn slaap

is weten voor het denken uit.


Ik ben de dorst, beschenen door mijn zon.

Jan G. Elburg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten